Agenda: Evenementen in Vlaams-Brabant

Agenda met evenementen

FILTRES
Filtre par types
TOUS
Concert
Theater / Spektakel
Tentoonstelling
Evenement voor kinderen
Lezing / Debat
Vertellingen / Literatuur
Film
Uitstap / Ontdekking / Patrimonium
Stage / Cursus
Fuif
Diverse Activiteiten
Salon / Beurs
Markt en Rommelmarkt
Feest of Folklore
Sportevenement
Virtueel evenement
Varia
Filtre par indicateurs
Speciaal voor kinderen
Speciale gezinnen
Speciale studenten
Article 27
Toegang voor mensen met beperkte mobiliteit
Doven en slechthorenden
Filteren
CALENDRIER
Calendrier
63 evenement(en) gevonden (51 tot 100)

Stenen grafbeelden uit Neder-Congo

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De etnografische collectie van het KMMA bevat een 120-tal beelden die in het gebied van de benedenloop van de Congostroom op de graven van belangrijke overledenen werden geplaatst. Ze worden mintadi genoemd, een term die verwijst naar de zachte steen waaruit ze zijn gemaakt. De meeste beantwoorden aan een beperkt aantal types die symbolische voorstellingen zijn van de eigenschappen waarmee chefs, notabelen en handelaars graag werden geassocieerd. Het zijn dus geen natuurgetrouwe ‘portretten’ maar eerder weerspiegelingen van de manier waarop hun opdrachtgevers in de herinnering verder wilden leven. Een opmerkelijk aantal werd in de jaren 1950 verzameld door de amateur-etnoloog Robert Verly, die veronderstelde dat ze deel uitmaakten van een eeuwenoude traditie. Verder onderzoek heeft echter uitgewezen dat hun productie ruwweg te dateren valt tussen 1850 en 1930. Deze periode valt samen met de ontwikkeling van een bloeiende handel in het mondingsgebied van de Congostroom. Chefs en handelaars genoten een groot aanzien dankzij de diverse Europese producten die ze verwierven in ruil voor palmnoten en ivoor. Ze stelden zichzelf graag voor als autoritaire bezitters van slaven, maar ook als ‘mannen van hun tijd’ die zich nieuwe vaardigheden eigen maakten, zoals lezen. De grondstof voor deze grafbeelden kwam uit een tweetal steengroeven. Een ruwe figuur werd meteen ter plaatse uit de zachte steen gehouwen, om het transport naar het atelier voor de afwerking te vereenvoudigen. Op basis van stijlonderzoek wordt vermoed dat ooit een twintigtal ateliers actief zijn geweest. De steen werd bewerkt met dissel en mes, net als bij de houtsculptuur. De concurrentie tussen ateliers heeft geleid tot een rijkdom aan thema’s. Bepaalde van deze thema’s komen overvloedig voor, wat er op wijst dat beeldhouwers zich ook schikten naar de wensen van hun potentiële klanten. Onder de ‘bestsellers’ vallen voorstellingen van ‘de denker’, van moeder en kind, en van een figuur die de handen open voor zich houdt. Deze laatste is vermoedelijk de voorstelling van iemand die in staat is documenten te lezen, een nieuwe vaardigheid die veel ontzag opwekte.

De archeologische opgravingen van Sanga

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het grafveld Sanga ligt in het Noorden van de provincie Katanga waar de Congostroom de moerassen van de Upemba-depressie doorkruist. Archeologisch onderzoek toonde aan dat de rijkdom van de rivier er sinds lange tijd wordt geëxploiteerd en maakte het mogelijk om 1500 jaar geschiedenis van het gebied te achterhalen. Tot nog toe zijn er in de depressie een vijftigtal archeologische vindplaatsen gekend. Slechts zes sites zijn opgegraven tijdens campagnes in 1957, 1958, 1974 en 1975. De best bestudeerde site is het grafveld van Sanga aan de oever van het Kisale-meer. De collectie ‘Sanga’ van het KMMA bevat vooral archeologische voorwerpen uit de opgravingen van 1957, die onder leiding stonden van Jacques Nenquin. De grafgiften van 34 van de in totaal 55 graven worden bewaard op het KMMA. Het menselijk botmateriaal kwam terecht in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en in het Nationaal Museum van Lubumbashi. Daarnaast bevat de collectie van het KMMA ook materiaal verzameld op verschillende plaatsen in het gebied, dat in de loop van eerste helft van de 20ste eeuw werd geschonken aan het museum. De meeste graven in de collectie dateren uit de Kisaliaanperiode (10de-12de eeuw AD). Tien graven kunnen op basis van aardewerkstijl toegewezen worden aan recentere periodes. De samenstelling van de graven geeft inzicht in de sociale organisatie, politiek en economie van deze maatschappijen die reeds een uitgesproken hiërarchie kenden en deel uitmaakten van een bloeiend handelsnetwerk. De grafgiften bestaan uit talrijk aardewerk en metalen sierraden en werktuigen. In sommige graven werden ‘croisettes’ gevonden. Dit zijn koperen kruisvormige staafjes die gebruikt werden als betaalmiddel. Eén graf is opvallend rijk. Er werden 29 potten, 47 armbanden, 25 enkelbanden, 33 ringen, een halsketting en een zware koperen gordel met ijzeren speerpunten en messen gevonden. Het voorkomen van enkele rijkere kindergraven geeft aan dat sociale status erfbaar was.

Spreekwoordendeksels uit Neder-Congo

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De spreekwoordendeksels waren vroeger in gebruik in Neder-Congo en in de enclave Cabinda. Ze werden versierd met verschillende gesculpteerde afbeeldingen die tal van bekende spreuken uit de regio illustreerden. Vooral de Woyo gebruikten en maakten ze, maar ze waren ook in zwang bij naburige volkeren. Zowel mannen als vrouwen gebruikten de deksels. Het houtsnijwerk, uitgevoerd in verscheidene houtsoorten, was echter voorbehouden aan de mannen. Sommigen onder hen verwierven een grote faam. Mensen kwamen soms van ver en telden een stevige prijs neer voor een deksel van de hand van een getalenteerde kunstenaar. De deksels werden voor vele doeleinden gebruikt, maar in de eerste plaats waren ze bedoeld om uiting te geven aan een gedachte, een verwijt of een mening. Het deksel werd dan op de pot gelegd waarin het eten werd opgediend. Ze dienden immers voornamelijk om kleine of grote geschillen in een gezin op te lossen. Reeds in de jaren 1950 raakten de deksels in onbruik. Sommige verzamelaars brachten grote aantallen ervan mee en noteerden ook de betekenis van de gesculpteerde motieven, de naam van de houtsnijder of de gebruikte houtsoort. Hoewel we een aantal iconografische geheimen hebben kunnen ontrafelen, blijft het erg moeilijk om de exacte betekenis van de deksels te achterhalen. De betekenis van de spreekwoordendeksels kan immers verschillen volgens de context. Anderzijds kunnen meerdere spreuken voorgesteld worden aan de hand van dezelfde afgebeelde symbolen.

Stad en architectuur in Congo, 1885-1940

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De fotocollectie van het Koloniaal Bureau biedt waardevolle informatie over de ontwikkeling van de architectuur en stedenbouw in het koloniale Congo. Het Koloniaal Bureau werd in 1907 opgericht door Leopold II als een economische documentatiedienst die potentiële investeerders moest informeren over Congo. De fotocollectie werd vermoedelijk in 1941 aan het KMMA geschonken. Ze bevat in totaal 7.233 foto’s. De collectie vormt een belangrijke aanvulling op het archief van het Koloniaal Bureau, dat bewaard wordt in het Afrika-archief van het Belgisch Ministerie van Buitenlandse Zaken. De fotocollecties van het Koloniaal Bureau behandelen een uiteenlopende reeks onderwerpen. Een beperkte reeks foto’s gaat over etnografische onderwerpen, zoals dorpen, markten, de zogenaamde “types indigènes”, etc. Een gedeelte bestaat uit landschapsfotografie met beelden van bergen, rivieren en watervallen, en een opmerkelijke reeks ‘wolkenformaties’. Het overgrote deel van de collectie bestaat echter uit foto’s die de infrastructuur van het koloniale project documenteren: spoorwegen, havens, bruggen, opslagplaatsen, stadsgezichten, allerhande gebouwen. De foto’s van infrastructuur zijn meestal geordend in typologische reeksen: woningen, ziekenhuizen, scholen, postgebouwen, commerciële gebouwen, arbeiderskampen, maar soms ook op thema, zoals “hygiëne”, of op auteur. De collectie bevat een interessante fotoreportage over Katanga in de periode 1910-1914, gemaakt door Edmond Leplae, de toenmalige directeur van de landbouwkundige dienst van het Ministerie van Koloniën. Opmerkelijk is ook het fotografisch verslag van dokter Duren over de medische infrastructuur in Astrida, Boende en Bukama. Hoewel het Koloniaal Bureau een officiële documentatiedienst was, omvatten de collecties ook talloze beelden van missieposten. Vanaf 1933 ontwikkelde het Koloniaal Bureau zich tot een orgaan voor koloniale propaganda. Zo speelde het een belangrijke rol in de organisatie van afdelingen over Belgische Kongo op diverse wereldtentoonstellingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Koloniaal Bureau opgenomen in het Ministerie van Koloniën. In 1947 werd het echter opgedoekt en vervangen door nieuwe structuren.

De foto’s van de expeditie van Armand Hutereau (1911-1913)

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Armand Hutereau (1875-1914) werd in februari 1911 voor meer dan twee jaar naar het noorden van Congo uitgestuurd om materiaal te verzamelen voor het ‘Museum van Belgisch Congo’. Dankzij deze expeditie werd de afdeling Etnografie verrijkt met maar liefst 10.224 objecten, waaronder tal van muziekinstrumenten. Foto’s, films en geluidsopnames dienden als duiding bij de etnografische voorwerpen en lieten bijvoorbeeld zien hoe potten werden gemaakt. De foto’s getuigden ook van een bijzondere interesse voor de ‘verboden regionen van het vrouwelijke lichaam’, en voor albinisme en ziektes zoals syfilis, lepra en gonorroe (een geslachtsziekte veroorzaakt door een bacterie). Hutereau werd vergezeld door Van der Gucht, die tijdens de expeditie overleed ten gevolge van hematurie (bloed in de urine). De Europese leden van de expeditie bestonden verder uit de taxidermist Ceuterickx, de fotografen Geno en Facq, en Mevrouw Hutereau. In het begin van de twintigste eeuw was de aanwezigheid van Europese vrouwen in de kolonie hoogst uitzonderlijk. Mevrouw Hutereau legde een belangrijke collectie vogels aan, die later verschillende nieuwe soorten bleek te bevatten. Hutereau maakte plaasteren afdrukken van ‘tatoeages’ van elf Afrikanen en verzamelde vijf schedels en een skelet van een ‘pygmee’. In tegenstelling tot de expeditie Lemaire reisde Hutereau zonder militaire escorte, al bleef hij Afrikaanse dragers rekruteren om het expeditiemateriaal te dragen en vermoeide Europeanen in hangmatten te vervoeren. Na zijn terugkeer uit Congo en de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog werd Hutereau opgeroepen door het Belgisch leger. Hij sneuvelde op 24 november 1914 nabij St.-George. Postuum verscheen nog Histoire des peuplades de l’Uele et de l’Ubangi (1927), een historische ‘inleiding’ van meer dan 300 bladzijden tot een meer uitgebreide studie over het noorden van Congo, die echter nooit zou verschijnen.

De ‘functionele’ kunst van de herdersvolkeren van de Omo-vallei

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De dorre laagvlakten langsheen de benedenloop van de Omo-rivier in het zuidwesten van Ethiopië worden bewoond door verschillende volkeren die Nilotische, Koesjitische, Surmische en Omotische talen spreken. Hun materiële cultuur is in menig opzicht opmerkelijk te noemen. De aard en vormgeving ervan is sterk bepaald door de levenswijze van de Omo-volkeren. Deze wordt rijk geïllustreerd aan de hand van de collectie etnografische objecten die het KMMA bezit uit deze regio. Door de intense onderlinge contacten en de gedeelde passie voor vee hebben de diverse herdersvolkeren in de Omo-vallei heel wat kenmerken gemeen. Ze kweken vooral runderen, schapen en geiten. Het vee is niet alleen een belangrijke voedingsbron om het voortbestaan van de groep in moeilijke tijden te verzekeren, het is ook een betaalmiddel om bepaalde rechten te verwerven. Het basispakket van de bruidsschat bijvoorbeeld bestaat uit vee. Veebezit bepaalt in grote mate de sociale status. De Omo-vallei wordt regelmatig geteisterd door lange periodes van droogte. De wisselvalligheden van de natuur nopen de herdersvolkeren regelmatig tot migraties in functie van de overlevingskansen van hun vee – en dus van zichzelf. Waar mogelijk wordt ook aan landbouw gedaan. De beoogde diversificatie van voedingsbronnen maakt een essentieel deel uit van de overlevingsstrategie. In semi-nomadische maatschappijen is vanuit functioneel oogpunt geen ruimte voor omvangrijke en zware voorwerpen. Het volledige huisraad van een gezin moet door één of twee lastdieren vervoerd kunnen worden. Die beperking op hun materiële cultuur betekent echter niet dat de Omo-volkeren hun voornaamste voorwerpen zouden verwaarlozen of minachten. Integendeel, elk voorwerp wordt met de meeste zorg vervaardigd en in die optiek kunnen we spreken van een ‘functionele’ kunst. Veel aandacht wordt besteed aan het lichaam dat het voornaamste middel is voor de uitdrukking van identiteit. Aan de hand van de haartooi, de kledij en lichaamsversieringen wordt de identiteit van individuen visueel kenbaar gemaakt.

De collectie oude kaarten

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De collectie oude kaarten van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA) telt ongeveer 3.500 gedrukte kaarten. De meeste kaarten geven Midden-Afrika en in het bijzonder het grondgebied van de DR Congo weer, maar een aantal stelt heel Afrika en de andere regio’s van het continent voor. De kaarten dateren van 1500 tot 1885 en maken het bijgevolg mogelijk om de evolutie van de voorstelling van Afrika te volgen, van de eerste zogenaamde ptolemeïsche kaarten uit het begin van de 16de eeuw, langs die uit de 17de en de 18de eeuw, tot de kaarten uit de tweede helft van de 19de eeuw. Vanaf toen bracht de systematische verkenning van het Afrikaanse binnenland een intensieve kaartproductie op gang ten dienste van de toekomstige kolonisatoren. De ptolemeïsche kaart van Bernard Sylvanus (Venetië, 1511) is het oudste stuk uit de KMMA-collectie. Sommige kaarten afgeleid van het werk van Waldseemüller gaan de grote klassiekers als Ortelius, Thevet en Mercator vooraf. Daarnaast gaat de collectie prat op bijzondere Nederlandse, Franse en Engelse kaarten uit de 17de eeuw, van de hand van beroemde cartografen zoals Hondius, Janssonius, Guillaume en Joan Blaeu, Visscher, de Wit, Sanson, Duval, Jaillot en Speed. De wandkaart van Afrika, in 1644 uitgegeven door Pieter Verbist in Antwerpen, is het enige bekende overblijvende exemplaar en tevens het pronkstuk van de collectie. In het begin van de 18e eeuw rezen vragen bij de traditionele weergave van het continent en zijn regio’s, zoals blijkt uit de kaarten van Delisle, D’Anville en andere exemplaren van Duitse of Nederlandse oorsprong. Enkele wandkaarten uit die periode getuigen van de overgang naar een nieuw concept. Vanaf de conferentie van Brussel in 1876 krijgt de cartografie van Midden-Afrika een politiek karakter. Vooral de conferentie van Berlijn (1884-1885) brengt de ontwikkeling van de cartografie in een stroomversnelling. De collectie bevat een representatieve waaier van kaarten die destijds werden uitgegeven in België, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Portugal. Een heel aantal van die moderne kaarten – topgrafische, administratieve of thematische kaarten – heeft betrekking op het toenmalige Belgisch Congo tot de onafhankelijkheid in 1960.

De fotocollectie van Henry Morton Stanley

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Vierhonderd foto’s mag weinig lijken in verhouding tot het hele Stanley-archief dat liefst 7.000 items telt. Toch zijn de foto’s een heel nauwkeurige illustratie van het leven van Stanley, van zijn Afrikareizen en van zijn sociale contacten. Tussen 2000 en 2004 kocht de Koning Boudewijnstichting de meeste foto’s. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bewaart en beheert de volledige collectie. Het formaat van de foto’s varieert van postkaarten en standaardafmetingen tot stereoscopische beelden. Stanley zelf maakte er een aantal tijdens zijn reizen. Zijn gezin, vooral zijn vrouw Dorothy, nam foto’s op meer vertrouwde locaties. Ander beeldmateriaal is afkomstig uit bekende studio’s. De collectie bevat ook foto’s die Stanley kreeg van vrienden, reisgenoten, politici, leden van de ‘beau monde’ en dergelijke meer. Er zitten verschillende thema’s in de collectie verweven. De foto’s van de Afrikareizen laten onder meer koning Mutesa van Oeganda zien, de verkenners van Stanley, de bemanning van de Lady Alice, de oevers van het Tanganyikameer en van de Congorivier en de Wagenia-visserijen. Ze geven een beeld van diverse missies en factorijen die in handen waren van Europeanen en er zitten ook portretten bij van latere reizigers, gemaakt op de kust van Cabinda na hun doortocht door het Afrikaanse continent. Het fotomateriaal van Stanley toont ook de ontwikkeling van het medium. Foto’s nemen in 1874 in Afrika was geen sinecure. De belichtingstijden waren erg lang, je moest uiterst fragiele glasplaten gebruiken en de kans om materiaal te verliezen of te beschadigen was groot door de risicovolle tochten en de slechte weersomstandigheden. Pas op het einde van zijn leven gebruikte Stanley een automatisch toestel. Hij gebruikte zijn opnames ook als lantaarnplaatjes, de voorlopers van onze moderne dia’s, ter illustratie van zijn talloze lezingen over de hele wereld. Tijdens die lezingen bleek hoe handig Stanley met het medium overweg kon.

Het oeuvre van de schilder Léon Dardenne

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Tussen 1898 en 1900 nam de schilder Léon Dardenne (1865-1912) deel aan een wetenschappelijke zending naar Katanga, die geleid werd door Charles Lemaire. Zijn taak bestond er in grafisch en beschrijvend documentatiemateriaal aan te maken. Hoewel dit bovenal op een objectieve manier moest gebeuren, kwam zijn temperament hierbij toch naar boven. Zijn vakkennis en zijn werken vulden die van fotograaf François Michel (1855-1932) aan. Het merendeel van de werken die tijdens deze expeditie door Léon Dardenne werden verwezenlijkt, wordt bewaard in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Het gaat om voorstellingen van fauna, flora, landschappen, dorpen, scènes uit het sociale leven en portretten. De in een album samengebrachte botanische en zoölogische prenten worden gewaardeerd voor hun wetenschappelijke nauwkeurigheid. De verzameling omvat ook karikaturen, gepubliceerd in het tijdschrift Le Petit Bleu, en satirische tekeningen over de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen, die dateren van na de Katanga-expeditie. De kunstenaar verdedigt er de Onafhankelijke Congostaat in het kader van de internationale campagne tegen de gewelddadige rubberexploitatie. De belangstelling van Dardenne voor socioculturele aspecten schemert door in zijn iconografie, maar is vooral duidelijk in de door zijn familie bewaarde aantekeningen. In weerwil van de typische vooroordelen van zijn tijd toont hij eerbied voor de gebruiken en voor de solidariteit, en interesseert hij zich voor dansen en lokale technieken. Hij portretteerde de dignitarissen van Katanga en illustreerde de mnemonische optredens van het Mbudye-genootschap. Uit zijn schilderijen blijkt dat hij moeite had met de beheersing van het felle licht in de door hem bezochte regio’s. Zijn landschappen transformeren zich op het ritme van de seizoenen. Het regenseizoen wordt overheerst door het groen van de vegetatie, terwijl het droge seizoen zich kenmerkt door blekere tinten. Bij de lokale gemeenschappen wekte zijn werk zowel fascinatie als wantrouwen op.

Trommels uit sub-saharisch Afrika

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het Koninklijk Museum voor Midden Afrika bezit een rijke collectie van meer dan 8.000 muziekinstrumenten, waarvan 85% afkomstig is uit Congo. Samen met de duimpiano is de veltrommel wellicht het meest karakteristieke muziekinstrument in Afrika ten zuiden van de Sahara. De veltrommel vormt als het ware het hart van het samenspel bij de muzikale begeleiding van rituelen en ceremonieën, alsook van dansperformances die meer op ontspanning zijn gericht. Dit instrument is dus absoluut onmisbaar in de muziek- en danscultuur van subsaharaans Afrika. In de instrumentenkunde worden veltrommels op basis van hun vorm in verschillende categorieën ingedeeld. Een trommel kan open of gesloten zijn, enkel- of dubbelvellig. Men onderscheidt cilindrische, bekervormige, vatvormige, zandlopervormige en conische trommels. De meest voorkomende trommelvorm in subsaharaans Afrika is de cilindrische trommel. De collectie veltrommels van het KMMA is de meest uitgebreide ter wereld voor wat betreft Midden-Afrika en geldt daarom als een belangrijke referentie voor onderzoek. Recent werd de collectie als basis en vertrekpunt genomen voor een kritische evaluatie van de geldende classificatie van muziekinstrumenten. Dit gebeurde in het kader van het Europese project Musical Instrument Museums Online (MIMO), dat de ontsluiting van de collecties van 11 musea als doel heeft. Twee nieuwe types cilindrische trommels werden toegevoegd aan de internationaal erkende classificatie van Von Hornbostel en Sachs. De vaasvormige yolo-trommel van bij de Kuba uit Congo en de cilindrisch-conische entenga-trommel uit Burundi staan voortaan duidelijk gemarkeerd op de wereldkaart van muziekinstrumenten. De ontsluiting van de collectie muziekinstrumenten van het KMMA is dus geen afgesloten verhaal maar tot op vandaag worden nog nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen gedaan.

De foto’s van Herzekiah-Andrew Shanu

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De uit Nigeria afkomstige Herzekiah-Andrew Shanu (1858-1905) volgde een lerarenopleiding aan de Church Missionary Society en gaf enkele jaren les in de lagere school van Lagos. In 1884 trad hij in dienst bij de Association Internationale du Congo, waar hij negen jaar op de administratie werkte. Hij beëindigde zijn loopbaan ten dienste van de Onafhankelijke Congostaat als onderdistrictscommissaris in Boma. Shanu was in alle opzichten een bijzonder man, maar hij staat vooral bekend om zijn foto’s die een episode vertellen uit de geschiedenis van Onafhankelijke Congostaat. In 1893 zei hij de administratie vaarwel om zich toe te leggen op zijn eigen zaak. Het ging hem al snel voor de wind dankzij activiteiten zoals hoteluitbating, fotografie, verkoop van voedingsmiddelen, confectie en wasserij. Shanu reisde ook naar Europa en bezocht België, Frankrijk, Duitsland en Engeland, wat in die tijd uitzonderlijk was voor een Afrikaan. In 1894 bezocht hij naar alle waarschijnlijkheid de Wereldtentoonstelling van Antwerpen. Hij ontving ook een uitnodiging van de Société belge d’études coloniales en gaf enkele lezingen in Brussel, voor de Cercle royal africain, en ook in Tienen. Tijdens zijn verblijf in België maakte hij kennis met luitenant Charles Lemaire. Later, in Congo, ontmoetten beide mannen elkaar opnieuw. De notities van Lemaire verhalen de ontboezemingen en indrukken van Shanu die, in de ogen van Lemaire, een “intiem contact had met de mensen van zijn ras”. Tijdens de anti-Leopoldcampagne van Edmund D. Morel en de Congo Reform Association kwam Shanu in contact met Morel en bezorgde hem informatie, onder meer over aan de gang zijnde processen. Door zijn betrokkenheid in deze zaak werd Shanu uitgestoten uit de Europese gemeenschap van Boma. Dit leidde tot het faillissement van zijn handelsactiviteiten en allicht ook tot zijn zelfdoding in september 1905. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bewaart een zestigtal aan Shanu toegeschreven foto’s onder de vorm van glasplaten en clichés.

De voorwerpen van de mukanda-initiatie

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het oude mannelijke initiatieritueel mukanda kent een grote geografische verspreiding. Oorspronkelijk bestond dit gebruik vooral voor kinderen of jonge adolescenten van 9 tot 15 jaar. In het kader van de mukanda werden tal van objecten vervaardigd, soms door de besnedenen zelf. De enkele hier voorgestelde werken geven een idee van de uitgebreide etnografische collectie die het KMMA bezit over dit boeiende onderwerp. De van hun ouders afgezonderde adolescenten werden besneden door een man die bedreven was in deze operatie. Ze vertoefden verschillende maanden, soms zelfs jaren, in een kamp in de wildernis. Tijdens deze harde afzonderingsperiode leerden ze een weerstand op te bouwen en de regels van de dorpsgemeenschap te eerbiedigen. Ze werden ingewijd in de mythes, in allerhande ambachten en in de jacht, en ze leerden ook op gepaste wijze om te gaan met vrouwen. Wanneer de mukanda ten einde liep, waren de geïnitieerden niet langer kinderen maar mannen in staat actief deel te nemen aan het gemeenschapsleven. Tussen de voorwerpen van het mukanda -ritueel bevinden zich maskers die, afhankelijk van model en cultuur, konden gedragen worden door de besnedenen zelf, of ook door bepaalde dignitarissen, verantwoordelijk voor het kamp en voor de jongeren. Beeldjes met magische krachten beschermden de besnedenen terwijl andere, door hun symboliek, eerder een didactische rol vervulden. De mukanda kende een grote verspreiding. Dit ritueel is of was gangbaar in heel het zuiden van de DR Congo (provincies Katanga, West-Kasaï en Bandundu), het noordoosten van Angola (met name in de provincies Noord- en Zuid-Luanda, Malanje en Uige), en in het noorden van Zambia (in de noordwestelijke provincie). De Lunda- en de Chokwe-bevolkingsgroepen droegen het meeste bij tot de verspreiding ervan.

De foto’s van de expeditie van Charles Lemaire

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
François Michel (1855-1932) reisde als fotograaf en taxidermist mee op de expeditie van de militair Charles Lemaire. Onderweg stond hij in voor het maken van de expeditiefoto’s en de aanleg van een natuurhistorische collectie. Michel trok samen met Lemaire, karavaanleider Justin Maffei, kunstschilder Léon Dardenne en de geologen Jean De Windt en William Caisley tussen april 1898 en september 1900 van de Afrikaanse oostkust, over Moliro tot aan het Dilolo-meer. De terugreis via de Congo-rivier eindigde na 6600 km aan de westkust van Afrika. Naast enkele Europeanen, bestond de expeditie uit honderden Afrikanen die waren aangeworven als boy, wasvrouw, drager of soldaat. De Europese leden van de missie moesten verschillende taken vervullen. Zo werd de expeditie onder andere aangewend om tentoonstellingsmateriaal te verzamelen voor het Congomuseum in Tervuren. Deze nieuwe permanente instelling zou op 15 mei 1898 haar deuren openen, na de tijdelijke tentoonstelling in het kader van de expo Brussel-Tervuren 1897. Typerend voor de eerste expedities in dienst van het museum was dat de meest uiteenlopende zaken werd verzameld: etnografische objecten, prehistorische gebruiksvoorwerpen, natuurhistorische specimens, geologische stalen, enzovoort. Bij gebrek aan scholing bij de deelnemers aan de expeditie werd er echter weinig achtergrondinformatie over de stukken opgetekend. Naast de wetenschappelijke objectieven had de missie ook duidelijk politieke doeleinden. Lemaire diende kaarten op te stellen van de regio die zich op de grens bevond tussen de Onafhankelijke Congostaat en het Brits koloniaal gebied. De expeditie moest ook leiden tot de militaire onderdrukking van een lokale opstand, waarbij slachtoffers vielen aan beide zijden. Deelname aan een expeditie was een risicovolle onderneming. Jean De Windt en William Caisley verdronken en Maffei werd ziek gerepatrieerd. De meeste slachtoffers vielen echter onder de dragers die door de harde levensomstandigheden in de karavaan stierven door uitputting en ontbering.
63 evenement(en) gevonden (51 tot 100)