Het grafveld Sanga ligt in het Noorden van de provincie Katanga waar de Congostroom de moerassen van de Upemba-depressie doorkruist. Archeologisch onderzoek toonde aan dat de rijkdom van de rivier er sinds lange tijd wordt geëxploiteerd en maakte het mogelijk om 1500 jaar geschiedenis van het gebied te achterhalen. Tot nog toe zijn er in de depressie een vijftigtal archeologische vindplaatsen gekend. Slechts zes sites zijn opgegraven tijdens campagnes in 1957, 1958, 1974 en 1975. De best bestudeerde site is het grafveld van Sanga aan de oever van het Kisale-meer.
De collectie ‘Sanga’ van het KMMA bevat vooral archeologische voorwerpen uit de opgravingen van 1957, die onder leiding stonden van Jacques Nenquin. De grafgiften van 34 van de in totaal 55 graven worden bewaard op het KMMA. Het menselijk botmateriaal kwam terecht in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en in het Nationaal Museum van Lubumbashi. Daarnaast bevat de collectie van het KMMA ook materiaal verzameld op verschillende plaatsen in het gebied, dat in de loop van eerste helft van de 20ste eeuw werd geschonken aan het museum.
De meeste graven in de collectie dateren uit de Kisaliaanperiode (10de-12de eeuw AD). Tien graven kunnen op basis van aardewerkstijl toegewezen worden aan recentere periodes. De samenstelling van de graven geeft inzicht in de sociale organisatie, politiek en economie van deze maatschappijen die reeds een uitgesproken hiërarchie kenden en deel uitmaakten van een bloeiend handelsnetwerk. De grafgiften bestaan uit talrijk aardewerk en metalen sierraden en werktuigen. In sommige graven werden ‘croisettes’ gevonden. Dit zijn koperen kruisvormige staafjes die gebruikt werden als betaalmiddel. Eén graf is opvallend rijk. Er werden 29 potten, 47 armbanden, 25 enkelbanden, 33 ringen, een halsketting en een zware koperen gordel met ijzeren speerpunten en messen gevonden. Het voorkomen van enkele rijkere kindergraven geeft aan dat sociale status erfbaar was.