Toen op 6 augustus 1945 de atoombom Little Boy op Hiroshima viel, wist alleen Edgar Sengier wat België daarmee te maken had.
Net voor de oorlog liet hij 1250 ton uraniumerts - door zijn mijnwerkers opgegraven - in het grootste geheim verschepen naar een depot in New York. Het kostbare erts werd toen gebruikt voor fluorescerende wijzers in polshorloges of om glas geel te kleuren. Maar Sengier vermoedde dat er meer toepassingen waren.
Ondertussen sukkelden Amerikaanse kernfysici, ook al in het grootste geheim, met het Manhattan Project. Tot ze van de gigavoorraad uranium van de allerhoogste kwaliteit hoorden. Einstein werd ingeschakeld om koningin Elisabeth druk te laten uitoefenen op Sengier om het goedje te verkopen.
Little Boy werd gemaakt met uranium uit Congo. De deal bracht 2,5 miljard dollar op voor de wederopbouw van België.